Jenaplanonderwijs

Onstaan en de geschiedenis van het Jenaplan.

Jenaplan is ontstaan in het plaatsje Jena. Hier heeft het zijn naam aan te danken. De grondlegger van het Jenaplanonderwijs is professor Peter Petersen. In ons land ontdekte Suus Freudenthal- Lutter in 1955 het Jenaplan van Petersen. Zij was als internationaal secretaris actief in de Werkgemeenschap voor Vernieuwing van Opvoeding en Onderwijs, waarvan Kees Boeke toen voorzitter was. Als moeder was zij teleurgesteld in het onderwijs van haar kinderen. In het Jenaplan van Petersen ontdekte zij de school waar zij al lang naar op zoek was. In 1968 werd de Stichting Jenaplan opgericht. Er verscheen ook een kwartaaltijdschrift,Pedomorfose, dat in 1981 stopte en enkele jaren later werd opgevolgd door het blad Mensen-kinderen. De eerste Jenaplanschool in ons land ontstond in 1962.Het aantal scholen groeide snel.

Kenmerken van het Jenaplan.

  • respect voor onderlinge verschillen
  • stamgroepen (heterogene groepen, stamgroepen zijn opgebouwd uit 2- of 3 leerjaren)
  • zelfstandigheid
  • initiatiefrijke leerlingen
  • wereldoriëntatie:het hart van het onderwijs
  • aandacht voor totale ontwikkeling van het kind
  • gebruik van ritmisch weekplan
  • gesprek
  • spel
  • werk
  • viering
  • actieve rol voor ouders

Door het gebruik van de hulpkaarten kunnen de kinderen bijna helemaal zelfstandig aan de slag met hun opdrachten. Welke materialen worden gebruikt/zijn belangrijk

Het voorbereiden van lessen neemt wel meer tijd in beslag als er thematisch en projectmatig gewerkt wordt. In het jenaplan onderwijs vinden ze het belangrijk dat er voldoende materialen zijn voor de leerlingen die wat meer hulp nodig hebben. Maar ook voor de leerlingen die wat meer aan kunnen. Het nakijken is afhankelijk van de leerkracht (niet alleen op Jenaplanscholen). Veel leerkrachten gebruiken bij hun lessen zelfcorrigerend materiaal, waarmee de kinderen aan de slag kunnen, andere leerkrachten doen dit weer juist niet. Dit is dus per situatie verschillend.

 

Deze hulpkaarten helpen de kinderen bij het maken van hun eindproduct. 
Hoe maak ik een muurkrant? Hoe stel ik een powerpointpresentatie samen? Hoe zet ik een enquête in elkaar?
Door het gebruik van de hulpkaarten kunnen de kinderen bijna helemaal zelfstandig aan de slag met hun opdrachten. 


Hoe ziet de ruimte eruit?

Binnen het Jenaplanonderwijs is het bewust nadenken over de ruimte echter een integraal onderdeel van het schoolconcept. Daar leeft sterk het besef dat de ruimtelijke vormgeving van het schoolgebouw en van het schoolterrein van grote invloed is op ons voelen en handelen en ook op ons denken. Een Jenaplanschool probeert een leef- en werkgemeenschap te zijn – daar wordt ook gevierd, gespeeld, met elkaar gesproken, voor elkaar gezorgd en van elkaar geleerd, kortom: ook geleefd. Daarom wordt er niet gesproken over ‘leeromgeving’, maar over leer-leefomgeving. De vormende waarde van de ruimte mag niet onderschat worden. Concentratie en verdieping kan erdoor gehinderd of bevorderd worden, denk alleen maar aan de kleuren (zie ook Both, 2001c). De participatie van de kinderen bij het inrichten van het groepslokaal is essentieel, het moet ook hun ruimte worden, waarvoor zij echt medeverantwoordelijk zijn. De wijze waarop met de ruimte wordt omgegaan – ook in het beheer ervan - levert een belangrijke bijdrage aan de morele en sociale vorming van kinderen.

Petersen probeerde in Jena de groepslokalen zoveel mogelijk het karakter van een eenvoudige huiskamer te geven: ‘Geen schoolmeubilair, maar ‘eenvoudige tafels, uitgevoerd in de natuurlijke houtkleur en volgens de beste schoolhygiënische inzichten geconstrueerde stoelen, zowel met als zonder armleuningen’. Die ‘eenvoudige’ tafels in Jena destijds waren overigens wel door het beroemde ‘Bauhaus’ ontworpen en stonden bekend als ‘Jenaer Schulmöbel’. De lokalen werden aangeduid als ‘Schulwohnstuben’, vrij vertaald als ‘schoolwoonkamer’, zoals ze in Jenaplanscholen nog wel genoemd worden. Kinderen nemen ook dingen van thuis mee, die een poos in hun groepslokaal blijven en daar gebruikt worden. Dat idee van de school als ‘huis voor kinderen’ is ook te vinden bij andere pedagogen in onze tijd.

De ruimte buiten van een jenaplanschool  
De ruimte buiten op een jenaplanschool     


De ruimte binnen op een jenaplanschool 

 

De ideale schoolwoonkamer

Bij de ideale schoolwoonkamer kun je denk aan:

1. worden kinderen uitgedaagd om iets de doen, zijn er dingen die daartoe uitnodigen: kijktafel, ontdekhoek, ontdekdozen, werkmiddelen in open kasten, spelmateriaal;

2. kunnen kinderen zelf materialen pakken en weer terugleggen: beheersbare en heldere structuur, instructie en oefening, gewoontevorming;

3. zijn er veel planten, die er goed bijstaan en door kinderen verzorgd worden; hiertoe behoren ook allerlei zelf uit zaden gekweekte planten;

4. zijn er meer plaatsen om te werken dan er kinderen zijn

5. zijn er tafelgroepen met drie of vier kinderen per groep;

6. is er een instructietafel;

7. kan gemakkelijk (snel en rustig) een kring gemaakt worden;

8. is er een herkenbare en opvallende plek voor mooie, bijzondere) dingen die kinderen meegebracht hebben en daar tijdelijk liggen;

9. zijn kleine uitstallingen te vinden, met dingen, platen, boeken (rechtop gezet), met gebruik van schalen, mandjes etc.;

10. is er zoveel mogelijk uitstallingsruimte: verticaal prikborden, achterkanten van kasten etc., en horizontaal: tafels/planken;

11. hebben dingen die bij elkaar horen (bijv. kaarten) een vaste plek vlak bij elkaar;

12. zijn er een of meer schoolborden, waaraan kinderen kunnen werken;

13. zijn er hoogteverschillen (door zoldertje);

14. worden ook de plafonds gebruikt (kompasrichtingen, zonnestelsel)

15. kunnen de kinderen ook op een gemakkelijke stoel of op de grond liggen

16. kan ook op de vloer gewerkt worden;

17. kun je rondkijken en geen rommelhoek tegen komen;

18. is er een verbinding met buiten, via ramen, eventueel een verhoogde border buiten, een deur naar het terras buiten, etc.;

19. is er vloerbedekking die geluid dempt;

20. zijn de actuele activiteiten en interessen van kinderen te herkennen;

21. bevindt zich een dagboek en fotoboek, waarin het leven en werken van deze stamgroep gedocumenteerd wordt;

22. kun je zien dat deze stamgroep anders is dan andere: elke schoolwoonkamer heeft een ander gezicht

Bron: http://www.jenaplan.nl/cms/upload/docs/naar_een_leef-en_leeromgeving.pdf

Maak jouw eigen website met JouwWeb